Zoeken
Sluit dit zoekvak.

Wat zijn ‘200% licenties’ in de muziekindustrie?

In de muziekindustrie is het auteursrechtelijk speelveld complex en soms oneerlijk verdeeld. Eén van de meest controversiële praktijken die de afgelopen jaren onder vuur is komen te liggen, is de zogenaamde 200% licentieconstructie. Deze praktijk raakt aan kernvragen over het evenwicht tussen exploitanten en makers, en schuurt op meerdere fronten met het verbod op gedwongen winkelnering en de geest van het auteurscontractenrecht.

Eigenlijk is de 200% licentie gewoon een licentie die zowel het auteursrecht als het naburige recht op je muziek regelt. Zijn we dan weer terug bij af en komen alle rechten in één keer bij een uitgever of label te liggen?

De kern van muziekrechten

Muziekrechten bestaan uit twee onderdelen: auteursrecht en naburig recht. Het auteursrecht beschermt de compositie en tekst. Componisten, tekstschrijvers en uitgevers bezitten deze rechten. Naburige rechten beschermen de specifieke uitvoering en opname van het werk. Uitvoerende artiesten en platenmaatschappijen claimen deze rechten.

Muziekcontracten

Doorgaans worden auteursrechten zelf of door een uitgever geëxploiteerd. Dat wil zeggen dat een uitgever bijvoorbeeld aan de slag gaat met het handelen met jouw auteursrecht, composities en teksten. Eigenlijk best gek, want dat is de theorie van de muziek. Het gaat daarbij dus niet om opnames! Deze worden via het systeem van naburige rechten zelf of door een label geëxploiteerd. Vroeger werden deze rechten vaak in één overeenkomst geregeld. Of er werd in een labeldeal verplicht om bij een bepaalde, gelieerde publisher te tekenen.

Een 200% licentie verkrijgt toestemming van beide groepen, dus 100% van het auteursrecht en 100% van het naburige recht. Dit is handig bij bijvoorbeeld syncs. De muziekgebruiker hoeft dan niet langs het label en de uitgever, maar de deal in één keer kan rondkrijgen.

Vrijheid versus bescherming

Een 200% licentie geeft dus vrijheid om te exploiteren. Met zo’n licentie kun je een muziekwerk aanpassen, de uitvoering en opname gebruiken en het geheel combineren met diverse visuele content. Het lijkt nu alsof deze licenties is een oplossing zijn voor het trage clearance proces. Je profiteert in die zin van een ‘one-stop-shop’ oplossing. Daarmee vermijd je langdurige onderhandelingen met verschillende rechthebbenden. Dit bespaart tijd in een branche met strakke deadlines en relatief hoge kosten.

Deze praktijk wordt echter problematisch wanneer de auteursrechten (via een collectieve beheersorganisatie zoals Buma/Stemra) en de uitgeversrechten (rechtstreeks of via sub-uitgevers) worden uitgeoefend door partijen die onderling verbonden zijn of exclusieve afspraken hanteren die de keuzevrijheid van de maker beperken.

Verbod op gedwongen winkelnering

Aan de andere kant is het zo dat er sinds 2015 een herbalancering is geweest van wat in contracten mag staan. Juist vanuit de gedachten dat ‘niet alle eieren in één mandje’ kwamen te liggen. Hiermee werd beoogd om muzikanten meer controle te geven. Gedwongen winkelnering werd vernietigbaar.

Dit betekent dat je een deal kan vernietigen (of althans, die bepaling) als een label bijvoorbeeld verplichtte dat je bij een uitgever naar keuze tekende. Vaak was dat de eigen uitgeverij. De gedachte daarachter was onder meer dat activiteiten van het label zo ook aan de uitgever konden worden toegerekend en dat je als muzikant dan eigenlijk twee keer betaalde, of één keer geld misliep. In dergelijke gevallen is sprake van machtsconcentratie waarbij de exploitant misbruik kan maken van een economische machtspositie.

Als de auteur door het ontbreken van alternatieve routes feitelijk geen andere exploitant kan kiezen, komt daarnaast de vrije mededinging in het gedrang. De Nederlandse wetgeving beperkt muziekcontracten daardoor aanzienlijk.

De plicht tot gebruik

De non-usus regeling stelt daarbij ook een belangrijke eis. Je moet de verworven rechten daadwerkelijk gebruiken. Anders kunnen ze terugvallen aan de maker. Het is hierbij wel discutabel of je de activiteiten van de één aan de ander kan toerekenen. Dit speelt vooral een rol als je alle rechten in volle omvang voor altijd hebt overgedragen. De gebruiksverplichting is makkelijker te realiseren als je deze toespitst op een beperkt onderdeel, bijvoorbeeld alleen op het gebied van synchronisaties of ‘syncs’. Maar om nou al je rechten over te dragen om alleen syncs te realiseren, vind ik ook wel weer een paardenmiddel.

Daarnaast kun je je ook afvragen in hoeverre er aan een exploitatieplicht wordt voldaan, als muziek door een AI-engine gaat en die eigenlijk de vormen en plannen maakt voor muziekgebruik. Dan hebben we het nog niet eens over de rechtenkwestie rondom AI en muziekrecht, maar vooral over het hoe en wat en aan wie die inspanningen vallen toe te kennen.

Conclusie

De 200% licentie klinkt aardig, snel en efficiënt, maar brengt in de praktijk best wat haken en ogen met zich mee. Aan de ene kant moeten allebei de rechten dan wel door één partij worden gecontroleerd. Dat is nu vaak niet het geval. Een de andere kant zou die situatie er weer toe leiden dat de werking van het auteurscontractenrecht deels teniet wordt gedaan. Daar staat dan weer tegenover dat overbescherming leidt tot onderbenutting. Dat helpt ook niemand. Zitten we dan weer vast in de muziekindustrie? Wie leidt en wie volgt? Eens te meer blijken muziekrechten een dans te zijn. Om die dans toekomstbestendig te maken moeten we met elkaar in gesprek over de balans tussen innovatie en bescherming.

Dit bericht delen:

Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest
Reddit
Tumblr
WhatsApp
Email

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

SANDER PETIT LL.M

Contact opnemen met Sander Petit - De Dance-Advocaat
Foto: Wouter Wolfkamp (Nortoir)

RECENTE BERICHTEN

SOCIALS